De markten van het oude Maastricht

Sinds mensenheugenis kennen we de Markt in Maastricht als de plek waar op vaste tijdstippen in de buitenlucht waar verhandeld wordt. Dat is al eeuwen zo, maar reeds in de middeleeuwen ontwikkelden zich verspreid over de stad diverse markten die bekend stonden om de verkoop in specifieke goederen en producten. Een terugblik naar de tijd van de markten van het oude Maastricht.

Het marktrecht in Maastricht dateert uit het jaar 1109 en is een van de rechten die een stad tot stad maakten. Deze marktrechten (een soort belasting) kwamen bij het tweeherig bestuur van de stad terecht: tweederde voor de Bisschop van Luik, een derde voor de Hertog van Brabant. Vanaf de Romeinse tijd had Maastricht succes als handelsnederzetting (later als -stad) door de ligging aan het kruispunt van handelswegen. In de loop der eeuwen hadden ambachtsmensen en handelaren zich in en om het huidige Stokstraatkwartier gevestigd, dichtbij de Maaskade, waar schippers af- en aanvoeren om hun goederen te laden of te lossen. Deze omgeving was dan ook al heel vroeg populair als plek waar handel in diverse producten plaatsvond.


De koeienmarkt op de plek waar tegenwoordig ’t Mooswief waakt over de Markt.

Al in de dertiende eeuw hield men een graanmarkt bij de Onze-Lieve-Vrouwepoort. Hier werden allerlei graansoorten aangeboden aan bakkers en brouwers, veehouders of voor privégebruik. De vismarkt had al in 1377 plaats op de Vissersmaas, ook lange tijd Oude Vismarkt genoemd. De raadsnotulen van 18 februari 1611 vermelden het besluit om aan het einde van de (Maastrichter) Brugstraat ‘… ene afdack te maecken om aldaer de zeevisch te verkoopen’. Vissers niet afkomstig uit Maastricht kregen vanaf 1666 een eigen plek hun (zee)vis te verkopen, namelijk Op den Papenhof, een pleintje achter de Onze-Lieve-Vrouwekerk.

Ter hoogte van de Onze-Lieve-Vrouwepoort lag de Koolmaas (of het Kolenbat), waar vanuit Luik aangevoerde steenkool werd opgeslagen en verhandeld. Hier werd ook turf aangeboden. De Onze-Lieve-Vrouwepoort wordt in de vijftiende eeuw als reactie hierop aangeduid als ‘Koleporte’. Timmer- en brandhout waren omstreeks 1377 te koop op de Houtmaas, waar houtopslag en -verkoop buiten de Maaswal langs de rivier weinig brandgevaar opleverde. Later verhuisde de verkoop naar de Houtmarkt, de huidige Boschstraat. Om de brandveiligheid daar te waarborgen, was voor de Sint Matthiaskerk een waterpoel aangelegd, waarin het hout natgehouden werd.


De groentevrouwen (‘mooswiever’) bepaalden lange tijd het gezicht van dit gedeelte van de Markt.

Vanaf 1333 werd voor het eerst de vleeshal (of het vleeshuis) genoemd, een langgerekte hal ongeveer op de plek van de latere V&D, tussen de Grote Staat en Achter het Vleeshuis, toen nog aangeduid als Steenstraat of Steynwech. Hier had elke slager (‘vleeshouwer’) zijn eigen standplaats (‘bank’). Van de 70 banken waren er 45 gereserveerd voor leden van het Maastrichtse slagersambacht, maximaal twee per slager. Groente (en fruit) werd aangeboden op ‘den Groten Merk ‘ (de Markt), ‘den Keersmerk’ (de tegenwoordige Kersenmarkt) en op het Sint Amorsplein. Hier was in 1654 de Sint Amorskapel afgebroken, waarna de gemeenteraad had bepaald dat op dit pleintje een groentemarkt (Moosmerret) gehouden zou worden.

De Markt, in die tijd vanwege de vele kleinere markten nog met het voorvoegsel ‘Groote’ of ‘Groten’, zag er voor de bouw van het stadhuis (1659-1664) nog heel anders uit dan tegenwoordig. Sedert de dertiende eeuw liep de eerste stadsmuur dwars over het huidige plein, van de Grote naar de Kleine Gracht. Deze twee straatnamen herinneren aan de (droge) grachten die ter bescherming van de stad aan de buitenkant van deze muur lagen. Ten zuiden van de muur lag de toenmalige Markt, die dus in grootte beperkt was door de stadsmuur aan de noordkant en de huizenrij van de zuidkant van het plein. Tegen de stadsmuur stond de Lakenhal met het belfort (klokkentoren). Dit was het verenigingsgebouw (de leube) van het lakenweverambacht, waar laken werd verhandeld. Om dit gebouw heen werd de (algemene) zaterdagmarkt gehouden, die bestemd was voor de verkoop van levensmiddelen, maar waar ook de schoenmakers, klompenmakers, bontwerkers, touwslagers en kuipers hun eigen vaste plek hadden.


De situatie van de Markt in 1649 met de stadsmuur dwars over het plein en de Lakenhal met belfort. (J. Blaeu, fragment atlas Van Loon).

Na het gereedkomen van de tweede stadsomwalling, was de Markt veel centraler in de stad komen te liggen. Nadat de stadsmuur op de Markt en de lakenhal gesloopt waren en de bouw van het stadhuis was voltooid, werd het plein ruim twee keer zo groot. De houtmarkt verhuisde naar de Maagdendries waar de houtvoorraad altijd al was en bovendien een nog veel grotere poel lag. Door de grote drukte werd ook de verkoop van varkens omstreeks 1708 afgesplitst van de gewone markt en in het Boschstraatkwartier ondergebracht. In 1768 verhuisde de veemarkt met koeien, schapen, geiten, gevogelte en konijnen naar de Maagdendries. Omstreeks 1900 was de koeienmarkt (tijdelijk) teruggekeerd naar de Markt. De visverkopers verkochten vanaf rond 1800 hun vis enigszins tegen weer en wind beschermd, in een open vishal aan het begin van de Boschstraat, op dezelfde plek van de tegenwoordige vismarkt.

Bij de bouw van het stadhuis was voorzien in een zogenaamde marktklok (of graanklok). Het klokje gaf ‘s morgens om negen uur het beginsein voor de verschillende markten op het marktplein. De graanverkopers moesten dan volgens raadsordonnantie (1681) de zakken openen en de verkoop starten tot 11.00 uur. Het klokje hangt nog steeds in een galmgat in het koepelgewelf onder de toren van het stadhuis.

Sommige straatnamen in Maastricht herinneren aan enkele van de hierboven genoemde (middeleeuwse) markten, zoals Vissersmaas, Houtmaas, Graanmarkt, Achter het Vleeshuis en Kersenmarkt. Andere markten bestaan nog in de volksmond en zijn als oude straatnaam ook vastgelegd op het straatnaambordje samen met de officiële straatnaam: Verkesmerret (Lakenweversplein) en Moosmerret (Sint Amorsplein). Zo leeft de historie in Maastricht andermaal voort!

Nu hoor ik u denken ‘En de Ezelmarkt dan?’ Van de Ezelmarkt is niet bekend dat hier ooit ezels zijn verhandeld, dit is dus nooit een marktplek geweest. De naam heeft mogelijk iets de maken met de ‘Ezelendries’, een stuk weiland nabij de Nieuwenhofwal. Een andere mogelijke herkomst van de straatnaam is het woord ‘eselen’, een bewerkingsmethode uit het lakenweverambacht.

Bronnen:
Ach Lieve Tijd, Ingrid Evers;
Historische Encyclopedie Maastricht, Ingrid Evers/Pierre Ubachs;
Het Stokstraatkwartier, H.H.E. Wouters;
Het oude Tricht, Jules Schaepkens van Riemst;
De Straatnamen van Maastricht;
Maastricht in oude ansichten, J.G.J. Koreman.