De verdwenen middentak van de Jeker
Als je op een zwoele zomeravond door het midden van de Grote Looiersstraat wandelt, laverend tussen de jeu de boules-spelers en genietend van de Frans aandoende omgeving, zou je er niet bij stilstaan dat je je op een oude loop van de Jeker bevindt. Deze stroomde hier namelijk vele eeuwen, maar werd aan het einde van de negentiende eeuw gedempt: een uitstapje terug in de tijd.
In het begin van onze jaartelling vormde de monding van de Jeker een heuse delta, die zelfs reikte tot aan de noordkant van het Vrijthof. Vanaf de Romeinse tijd is de loop van de Jeker diverse malen gewijzigd, zijn Jekertakken verlegd, zijn er bijgemaakt en werden er gedempt. Na de middeleeuwen zijn van die delta slechts drie takken overgebleven, een zuid-, een midden- en een noordtak.
De zuidelijke Jeker , de vermoedelijke hoofdtak, splitst zich af voor waterpoort De Reek en vervolgt zijn weg als een stadsgracht langs de tweede stadsmuur in het Henri Hermanspark, om zich achter het Pesthuis te verenigen met de noordelijke arm en samen uit te monden in de Maas. Deze noordtak stroomt vanuit De Reek via het Huis op de Jeker en een ondergronds parcours vanaf Achter de Molens richting Pater Vinktoren.
De middentak splitste zich af ter hoogte van de molen van Dolk op de plek van het huidige conservatorium, waar zich de ‘Weyer’ bevond, een vijverachtige verbreding van de Jeker. Via de Grote en Kleine Looiersstraat stroomde deze richting Maas. Onder aan de Pater Vincktoren voegde deze zich dan noord- en even later bij de zuidtak van de Jeker. Deze oude uitmonding is nog zichtbaar, zie bijgaande kleurenfoto.
De stratenstructuur in het Jekerkwartier, zoals die er nu is, is dan ook in sterke mate afhankelijk van de diverse Jekerlopen. Dit is vooral goed te zien op het De Bosquetplein en in de Grote en Kleine Looiersstraat, waar de Jeker zichtbaar bepalend is geweest voor de bebouwing. Dit gebied was vanaf de late middeleeuwen het toneel van de leerlooiers, die het Jekerwater gebruikten bij het looiproces. Op de kop van de Grote Looiersstraat, ter hoogte van het huidige café Lure op de rechtoever, stond de Looimolen, ook wel Aldemolen genoemd. Deze werd aangedreven door de Jeker en was (samen met nog vier andere verder onbekende molens) actief voor alle looiers in deze buurt. Het was een zogenoemde schors- of runmolen, waar eikenschors werd vermalen tot looimeel. Door hier water aan toe te voegen ontstond run, dat looizuur bevatte. Hierin werd het leer gehangen, waarna het niet meer kon bederven.
Op de zwart-wit foto de Grote Looiersstraat in 1885.
Foto’s van de Kleine en Grote Looiersstraat met de nog aanwezige Jeker geven de indruk van een zeer romantisch stukje Maastricht in die tijd. Niets is echter minder waar. Het riviertje had hier meer weg van een open riool of vuilnisbelt, waarin maar al te vaak kadavers lagen, oude kleren, keukenafval, straatvuil en (menselijke en dierlijke) uitwerpselen. Bovendien trad de Jeker hier, na hevige regenval in het stroomgebied, regelmatig buiten zijn oevers, wat het woongenot van de bewoners van de omliggende straten ook niet ten goede kwam. Na een aantal overstromingen tussen 1890 en 1895 vond het gemeentebestuur het welletjes en besloot de middentak te dempen. Dit gebeurde uiteindelijk in 1897. Tijdens het dempen zijn in de oude bedding twee riolen aangebracht, die aan beide zijden in verbinding kunnen worden gebracht met de noordelijke tak. Om hierdoor van een overkluisde Jeker te spreken, wat vaak wordt beweerd, zou echter te veel eer zijn voor deze riolen.
Bronnen:
Mestreechonline.nl, Ingrid Evers;
Een middeleeuwse kanalisatie in het stroombed van de Jeker, H.R. van Ommeren;
De Watermolens van Maastricht, Theo Bakker;
De straatnamen van Maastricht, LGOG;
Historische Encyclopedie Maastricht, P. Ubachs/I. Evers.
Direct reserveren: