Het Sint-Antoniuseiland is genoemd naar de heilige Antonius van Egypte, die de patroonheilige van de Antonieten was. Deze kloosterorde was in de vroege dertiende eeuw in de buurt van het huidige Bassin neergestreken in het omstreeks 1850 verdwenen Antonietenklooster. Het vlakbij gelegen eiland in de Maas behoorde tot hun kloostergoederen.
Het eiland, vroeger ook (Grote) Griend genoemd, lag midden in de Maas in het noordelijk deel van middeleeuws Maastricht, maar maakte geen deel uit van de ommuurde stad. Voor 1900 lagen de oevers van de Maas op die plek veel verder uit elkaar dan tegenwoordig. De rechteroever werd gevormd door de huidige Franciscus Romanusweg. Het eiland had een langwerpige vorm en was circa 750 meter lang en maximaal 100 meter breed. Het had een oppervlakte van ongeveer vier hectare.
Een van de oudste vermeldingen van het Sint-Antoniuseiland dateert uit de late veertiende eeuw en gaat over grindwinning in dit gebied. In de Maastrichtse stadsrekeningen is terug te vinden dat in 1399 ‘kieselinc’ werd aangevoerd vanaf de ‘Gryent’, ten behoeve van het werk aan de Wycker stadswal bij de Oeverwal. Tijdens epidemieën deed het Sint-Antoniuseiland dienst als quarantaineplaats voor pestlijders, naast de pestbarakken buiten de Helpoort. Tussen het eiland en de vaste wal werd dan een schipbrug gelegd en er werden tijdelijke hutten opgericht. Het verzorgen van pestlijders hoorde traditioneel bij de taak van de antonieten, maar meestal waren het de cellebroeders die deze taak op zich namen.
De oudst bekende afbeelding van het eiland is te zien op het vogelvluchtpanorama van Maastricht, dat de Maastrichtse kanunnik Simon de Bellomonte omstreeks 1570 tekende (zie bijgaande afbeelding). Het eiland lag dus buiten de stadsmuren, wat inhield dat eenieder die het eiland bezocht, om de was te bleken, om te vissen of om er ter verpozing in het gras te liggen, er te allen tijde op bedacht moest zijn om zich op tijd te melden bij de stadspoorten, voordat deze werden gesloten. De dichtst bijgelegen waterpoorten, eigenlijk niet meer dan poternes, waren de Molenpoort en de Veerlinxpoort, beide te zien op het panorama van Bellomonte.
Behalve als quarantaine-eiland stond het Sint-Antoniuseiland ook bekend als vestingeiland. Vanaf de zestiende eeuw, waarin een begin werd gemaakt met de buitenwerken in Maastricht, bevonden zich ook op het eiland diverse vestingwerken. Op tekeningen en aquarellen uit de achttiende en negentiende eeuw zijn deze vestingwerken duidelijk te herkennen. Ondanks het feit dat het eiland militair gebied was, bleef men het in vredestijd gebruiken als bleekveld en niet alleen voor privégebruik.
Ten zuidwesten van het eiland lagen in de achttiende en negentiende eeuw twee kleinere eilanden, slechts door een smalle geul van elkaar gescheiden. Het langgerekte en smalle Maasmoleneiland was daarvan het meest noordelijke, genoemd naar de gelijknamige watermolen. Het lag op de plek van de huidige Maaspromenade, evenwijdig aan de Van Hasseltkade. Zuidelijk ervan lag een kleiner eiland, de Kleine Griend genoemd, ongeveer ter plekke van de huidige rondvaartboten. Op oudere kaarten zijn deze twee eilanden vaak niet te zien. Ten zuiden van Maastricht lag nog een Maaseiland, dat bij de heerlijkheid Sint Pieter hoorde en bekend stond als het Eiland van Sint-Pieter. Het lag rechts van de hoofdgeul, ter plekke van het huidige gouvernement. Links van de vaargeul, waar anno 2021 de jachthaven Sint Pieter ligt, lag nog een eiland, dat met dezelfde naam werd aangeduid. Het eerste werd om die reden ook wel Weerd of Varkensweerd genoemd. Al deze eilanden zijn in de loop van de negentiende of twintigste eeuw verdwenen, door riviererosie, ‘verlanding’ dan wel door kanalisatie. De dichtgeslibde Maasarm bij de Varkensweerd werd in de jaren 1980 uitgegraven, waardoor opnieuw een eiland ontstond. Hierop is een deel van het provinciehuis gebouwd.
In 1884 werd besloten het Sint-Antoniuseiland af te graven, deels om de doorstroming te bevorderen, deels ook om de bevaarbaarheid van de rivier te verbeteren. Het afgraven van het eiland zelf was in 1895 grotendeels voltooid. De geul tussen het eiland en het vasteland werd opgevuld met de vrijgekomen aarde, waardoor de Maasoever een stuk naar het westen opschoof. Een klein deel van het eiland bleef behouden, maar onherkenbaar als eiland. Het nieuwe gebied werd de Griend genoemd, naar de oude benaming van het verdwenen eiland.