Het pleintje van Henric van Veldeke

In de schaduw van het Vrijthof bevindt zich, verscholen tussen de kerktorens aan de ene en enkele grote huizen aan de andere kant, het Henric van Veldekeplein. Een rustig en vaak onderschat pleintje, van waaruit je de schoonheid van de omringende gebouwen in alle rust op je kunt laten inwerken. Wie was Henric van Veldeke en waarom staat zijn beeld hier? Hoe lang heet dit pleintje al naar hem en had het ooit een andere naam? Hier het antwoord op al deze vragen in een terugblik.

Het Henric van Veldekeplein heeft een eeuwenoude historie. Het gebied behoorde vanaf het midden van de middeleeuwen tot 1795 tot de immuniteit van het rijksvrije kapittel van Sint-Servaas. De Sint-Servaaskerk vormt met het romaanse westwerk, het vroeg-gotische Bergportaal en de Maasgotische zuidelijke zijkapellen van oudsher het noordelijke decor van het plein. De oostkant wordt gedomineerd door de 79 meter hoge toren van de Sint-Janskerk. Op het plein bevond zich in de middeleeuwen het kerkhof van deze kerk, dat vanaf het midden van de zestiende eeuw ommuurd was. Aan de zuidzijde hiervan lag een smalle straat die de naam ‘Achter Sint-Jan’ droeg. Vanaf het pleintje liep in die tijd ook een kleine steeg naar de Papenstraat, de Sint-Jansruwe. Deze ‘gats’ is in de achttiende eeuw vervallen. Na de overdracht van de Sint-Janskerk aan de protestanten na de inname van de stad door Frederik Hendrik in 1632, werd het kerkhof opgeheven. Het gebied bleef echter deel uitmaken van de immuniteit van het kapittel.


Zicht op het Henric van Veldekeplein vanaf de zuidelijke westwerktoren van de Sint-Servaas tijdens de restauraties in 1983. Geheel links de Sint-Janskerk in de steigers. In het midden het stadspaleis van de hoogproost, links daarnaast het in 1997 gesloopte Staargebouw.

Waarschijnlijk vanaf de twaalfde eeuw leefden de kanunniken van het Sint Servaaskapittel niet langer gemeenschappelijk en verrezen langs het Sint Servaasklooster kanunnikenhuizen, waarin deze hoge priesters, uiteraard vergezeld van het nodige personeel, zelfstandig woonden. Op de noordwesthoek van het plein stond ‘’t Spieker’, een grote voorraadschuur, waarin het kapittel onder andere het graan bewaarde, dat het door middel van tiendheffingen en andere belastingen van haar horigen en pachters uit de elf banken van Sint-Servaas had verkregen.

Tot aan de Franse tijd hoorde het pleintje bij de straat Sint Servaasklooster, ‘Op ’t Kloester’ of ‘Op ’t Kluusterke’ voor de Maastrichtenaren en droeg derhalve ook deze naam. De Fransen noemden het plein vanaf 1795 naar het voormalige kerkhof ‘Place de la Paix’, een naam die de Maastrichtenaren na de Franse tijd aanhielden en vertaalden naar Vredesplein. In 1911 werd deze straatnaam gewijzigd in Henric van Veldekeplein, naar de middeleeuwse dichter en auteur van de onder meer in het Maaslandse dialect en tussen 1150 en 1184 geschreven Sint-Servaaslegende ‘Het leven van Sint-Servaas’. De schrijver, vermoedelijk geboren in het bij Hasselt gelegen plaatsje Veldeke, wordt nog steeds geroemd vanwege zijn bijdrage aan de dialectcultuur in Maastricht en de verdere omgeving. Bij de naamgeving werd ook het plan gemaakt om een standbeeld op dit pleintje op te richten. Het duurde tot 1934 eer het door Charles Vos ontworpen bronzen beeld werd onthuld. De onthulling van een zittende en naar de Sint-Servaas kijkende Henric van Veldeke viel niet alleen samen met de vermeende 1550e sterfdag van Sint Servaas (384). Men stelde voor het gemak ook (het niet exact bekende) geboortejaar van Hendrik van Veldeke vast op 1134, om zodoende een dubbel jubileum te kunnen vieren en als aanleiding om juist in dit jaar dit beeld te plaatsen.


De eerste gevel van het uit 1906 stammende Staargebouw met opvallende Art-nouveau-gevel (foto uit 1926).

Van de nog bestaande kanunnikenhuizen hebben er zeven de status van rijksmonument. Het meest in het oogspringend is de uit de achttiende eeuw stammende proostenwoning op huisnummer 29, ook wel het paleis van de hoogproost genoemd, zijnde de hoogste functionaris van het Sint-Servaaskapittel. Het heeft de indeling van een Frans ‘hôtel particulier’, waarvan de gevels zijn versierd met rocailles in Lodewijk XV-(of rococo-)stijl. De beide zijvleugels zijn negentiende-eeuws.

In het huis op nummer 22 werkte van 1821 tot 1836 Elisabeth Gruijters als huishoudster. In 1837 stichtte zij de Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus, een congregatie die zich later in de nabijgelegen proosdij van Sint-Servaas zou vestigen. Dit nog steeds bestaande klooster is in Maastricht algemeen bekend onder de naam Zusters onder de Bogen.

In 1906 werd aan het plein de Staarzaal geopend, het repetitielokaal van de Koninklijke Zangvereniging Mastreechter Staar annex concertzaal, die ook voor andere evenementen werd gebruikt. Het gebouw had een uitbundige gevel in art-nouveaustijl in de vorm van een lier, ontworpen door de Luikse architecten Vogelaar & Pirnay. Het gebouw, waaronder ook de voorgevel werd in 1955 gemoderniseerd en in 1997 werd het gebouw wegens aanhoudende exploitatietekorten en achterstallig onderhoud gesloopt. Op de vrijgekomen plek verrees de Kanunnikencour, een postmodernistisch ensemble van de Luikse architect Charles Vandenhove.

In 1951 was er een kortstondig plan om van het plein een openluchttheater te maken.

Op de plek waar eens de graanschuur (’t Spieker) van het Servaaskapittel stond, staan tegenwoordig twee heilige bisschoppen van Maastricht, Monulphus en Gondulphus, in Maastricht ook wel liefkozend ‘Monnie’ en ‘Gonnie’ genoemd. Monulphus wordt gezien als de stichter van de Sint-Servaasbasiliek. Hij wordt tevens vereerd als heilige,waarbij hij vaak in één adem wordt genoemd met Gondulphus, ook omdat hij de opvolger van Monulphus was als bisschop van Maastricht en dus een tijdgenoot. De bronzen beelden uit 1993 zijn ontworpen door Jef Courtens.

Bronnen:
Monumentengids Maastricht, J. van den Boogaard en S. Minis;
De straatnamen van Maastricht;
De Staar, Stichting Historische Reeks #14, I. Evers;
En Plein Air, H. Smeets en S. Minis, m.m.v. J. van den Bogaard.