Maastrichtse stadsfiguren

Elke stad of dorp had ze wel, stadsfiguren of ‘volkstiepe’ zoals men ze in Maastricht noemt. Zo’n persoon vertoonde een (ietwat) afwijkend, eigenaardig gedrag of had een rare gewoonte en ‘spróng e bitteke boete ’t rijke’. Types dus, die bij iedereen wel bekend waren en die allen op hun beurt de plaatselijke cultuur in zekere zin beïnvloed hebben. Ja, ook Maastricht kende ze. Welke ‘aw tiepe’ kennen we nog, welke gewoontes hadden ze en bovendien, zijn ze er nog?

Als we alle verhalen van onze voorouders mogen geloven, wemelde het vroeger van de stadsfiguren in de Maastrichtse binnenstad. Elke generatie weet er wel vaak meer dan enkele te noemen. Via hun bijnaam welteverstaan. Die bestond meestal uit hun voor- of achternaam met een typerende aanvulling, die gecombineerd altijd wel een bepaalde gedachte opriep. Die gedachte ging niet zelden gepaard met een lach, omdat zo iemand meestal een bijzondere levenswandel had en anders was dan de gemiddelde Maastrichtenaar. Af en toe waren het ook enigszins ‘batteraove’, van wie het meteen de ronde deed, als ze weer iets uitgespookt hadden, dat typisch was voor het gedrag waardoor hij of zij bekend stond. Maar dat was ook vaak alles wat men van zo’n volkstype wist. Waar ze geboren waren, wie hun familie was en waar ze huisden, het was eenvoudigweg soms helemaal niet bekend. We zullen dit dan ook nooit meer te weten komen.


Van rechtsboven met de klok mee: ’t gek Nètteke, de Piele Hameleers, de roeje Pierre en Rika in haar frituur

Hierna volgt een kleine greep uit een groot aantal stadsfiguren, van wie zeker de oudere generatie Maastrichtenaren waarschijnlijk nog wel de gewoontes zal herkennen.
‘De Drei Sjoenste’ zullen zich alleen de alleroudste Maastrichtenaren zich nog herinneren. Het was ook de naam van een ‘kemikke opera’, geschreven door Jac Pirson, waarin drie heuse stadstypes de hoofdrol en dus eigenlijk gewoon zichzelf speelden: Pie de Bökkem (hij was een verdienstelijk zwemmer en verkocht vis), Flup de Koojstart (was veedrijver en had de gewoonte aan koeienstaarten te draaien als de beesten niet wilden lopen) en Ensink de Kletskop (nog slechts weinig haren sierden zijn hoofd). Het stuk werd in 1928 diverse keren met veel succes opgevoerd in de Maastrichtse schouwburg. Dit bracht hen nog meer bekendheid dan dat ze op dat moment al genoten door hun opvallende gewoontes.

In en om de Stokstraat van voor, tijdens en na de oorlogsjaren van 1940-1945 waren ‘de lang Lies’, ‘Berb de Lótsj’, ‘de roej Tina’ en Proum Sjaars bekende prostituees. Hun bijnamen hadden zij te danken aan hun uiterlijk dan wel aan uitzonderlijke vaardigheden waardoor ze veel bekendheid genoten. Met name Proum Sjaars was tijdens de oorlogsjaren geliefd bij Duitse soldaten en werd vanwege haar door een ongeval verminkte gezicht ‘liefkozend’ ‘die Schweineschnautze’ genoemd.

Giel Hameleers had in de jaren 40 en 50 een winkel in stempels en naamborden in de Platielstraat, maar verkocht daarnaast ‘onder de toonbank’ condooms aan jongeren, waaraan hij de naam ‘De Piele’ te danken had. Vanwege de streng katholieke samenleving in de stad was het in die tijd ‘not done’ om aan deze vorm van geboortebeperking mee te werken. Het maakte hem evenwel ongekend populair onder de jeugd. Tijdens het evenement Petit Paris maakte hij bovendien jaarlijks naam door verkleed als de Franse flic ‘commissaire Le Pilain’ de show te stelen.


Het affiche met de aankondiging van de theatervoorstelling ‘De Drie Sjoenste’ uit 1928

Menig Maastrichtenaar zal bij het horen van de naam ‘’t gek Nètteke’ terugdenken aan de grove scheldkanonnades uit de mond van Antoinette Pieters, haar echte naam. Ze was een trouw bezoekster van de café’s In den Ouden Vogelstruys en De Tribunal en schroomde niet jou zonder al te veel aanleiding ongenadig ‘de pókkel vol te sjelle’ als het haar uitkwam.

Een ander gedenkwaardig stadstype was ‘Sjarel mèt z’n trompöt’. Hij was meestal in het gezelschap van zijn trompet en reed regelmatig rond op een oranje minifiets. Uit het niets lanceerde de veelal beschonken Sjarel een schreeuw of blies hard (en vals) op zijn instrument, nadat hij een nietsvermoedend persoon tot op (minder dan) een meter genaderd was. Een heftig geschrokken mevrouw of meneer en grote hilariteit bij de omstanders was het logische gevolg. Onvergetelijk is het moment waarop hij in de Ridderronde, terwijl de wedstrijd al begonnen was, tegen de richting in koers zette op zijn knaloranje fietsje, onder luid applaus van het publiek.

Ook Rika Césarin mag zich scharen bij de groep markante volkstypes. De van oorsprong Italiaanse kwam eind jaren 30 met haar man en kinderen vanuit Italië naar de Stokstraat en werd bekend door het bakken en verkopen van gehaktballen en de verkoop van pinda’s, vis en ijs. Zij maakte zich onsterfelijk door het runnen van haar frituur aan de Tongersestraat, waar de muren volhingen met foto’s van leden van het Nederlandse koningshuis. Met een van haar lange duimnagels maakte zij de snee in een frikadel speciaal. Van mannen met snorren en/of baarden moest zij niks hebben: “Jij bent een vieze man!”.

‘De roeje Pierre’ was een ander memorabel persoon die menigmaal een glaasje (‘e dröpke’) teveel op had. Hij was kunstenaar van beroep, was gekleed in een kostuum dat ooit wit was en had een lange roodharige baard. Je hoefde hem niet gezien te hebben om te weten dat hij zojuist gepasseerd was, dat liet jouw reukorgaan je wel weten.

Natuurlijk is bovenstaand overzicht bij lange na niet volledig, maar het geeft een aardig beeld van de invloed van deze mensen op de Maastrichtse samenleving en de verrijking van onze Maastrichtse stadscultuur. De vraag dient zich aan of Maastricht anno 2021 nog mensen kent, die ooit als op eenzelfde wijze als ‘aw tiepe’ bekend zullen staan. Aan mensen met rare gewoontes geen gebrek, maar of dit in alle gevallen voldoende zal zijn voor een status als stadsfiguur, het valt te betwijfelen.

Bronnen:
Mestreechtersteerke.nl;
Mestreechtenere.nl;
Eigen ervaring.