Schouwburg De Manege

Aan de Jekerstraat op nummer 41 staat sedert 1708 een gebouw met een vijfhoekig dak, dat in de loop der eeuwen meerdere functies heeft gehad. Oorspronkelijk had dit gebouw een militaire functie en had het in de achttiende eeuw enkele decennia de eer het decor van de eerste (vaste) schouwburg van Maastricht te zijn. Een (door menigeen) vergeten stukje Maastrichtse historie.

Na de afbraak van de bouwvallige houten manege tussen de Kleine Gracht en de Raamstraat, werd in 1708 onder leiding van Daniel Wolff von Dopff, militair gouverneur van de vesting Maastricht, een nieuw onderkomen gebouwd voor een manege voor het garnizoen. Het werd een markante nieuwbouw aan de Jekerstraat, met een onregelmatig vijfhoekig grondplan en een hoog opgaand schilddak, waarvan het silhouet bepalend is in de omgeving. De manege zou er tot in 1748 blijven. In dat jaar werd deze door de Franse bezettingsmacht vervangen door een houten rijschool aan de Lindenkruis nabij de Maagdendries.


Het gebouw van de voormalige schouwburg De Manege in 1965.

Het vrijgekomen gebouw aan de Jekerstraat werd bestemd tot eerste vaste schouwburg van de stad. Dit was een wens van de Franse bezetter, die naast de Jezuïeten het Maastrichtse toneelleven in de voorgaande decennia had geïntroduceerd en vorm had gegeven. Dit betrof echter vooral incidentele voorstellingen op de Markt, in het Dinghuis of in de geïmproviseerde schouwburg in een oude kegelzaal aan de Lenculenstraat. Een permanent en professioneel onderkomen voor theatergezelschappen werd dus als zeer welkom gezien door de Maastrichtse bevolking en de militairen van het garnizoen.
Onder druk van de Franse militair gouverneur van Maastricht, graaf Von Löwendal, werd het pand in korte tijd verbouwd. Het werd, in tegenstelling tot eerder tijdelijk onderkomens, een complete schouwburg met twee galerijen boven elkaar, waarvan de onderste elf en de bovenste negen loges bevatte. In de zaal werd een parterre ingericht en daarachter een amfitheater (de speelruimte), terwijl op de bovenste galerij achter de loges, een schellinkje (het zogenaamde ‘paradijs’ of de ‘engelenbak’) was geprojecteerd. Aan de kant van de Jekerstraat werd de bestaande rondboogpoort aangepast tot theateringang. Deze poort is bij een latere verbouwing verdwenen. De stad Maastricht draaide op voor alle verbouwingskosten. Op 19 mei 1748 kon de nieuwe schouwburg ‘De Manege’ geopend worden met een voorstelling van de tragedie ‘Oedipe’ van Voltaire, opgevoerd door de ‘Les Comédiens Francais de son Excellence Monseigneur le comte de Löwendal’, zoals de toneelgroep zich noemde.
In de veertig jaar daarna werd in de schouwburg het voor die tijd enorme aantal van 880 voorstellingen gehouden, die overigens alle in de Franse taal werden opgevoerd. Wellicht is toen de basis gelegd voor de Maastrichtse voorliefde voor Franstalig theater in de achttiende en negentiende eeuw.


Gezicht op Maastricht vanuit het westen met geheel links de (voormalige) manege-schouwburg aan de Jekerstraat. Tekening van Philippus van Gulpen, ca. 1840.

Een grote brand in de schouwburg van Amsterdam in 1772, was intussen aanleiding tot grote discussies in Maastricht over de brandveiligheid van de schouwburg aan de Jekerstraat. Er kon namelijk gemakkelijk brand uitbreken vanwege het gebruik van vetkaarsen en zinken bakken met kaarssmeer voorzien van katoenen pitten, omdat dit de enige vorm van verlichting was. De magistraat liet hierop in de onmiddellijke nabijheid van de schouwburg een stadspomp plaatsen en verordonneerde dat bij elke voorstelling twee pompiers aanwezig zouden zijn. Voor zover bekend heeft men gelukkig nooit gebruik hoeven te maken van zowel de pomp als de pompiers.

In 1789 viel het doek voor schouwburg De Manege. In de jaren daarvoor was de roep voor een groter en moderner theater steeds groter geworden. In dat jaar verhuisde de schouwburg naar de voormalige Jezuïetenkerk aan de Bredestraat en werd daar als nieuwe schouwburg in gebruik genomen. Een deel van het barokke interieur van het manegetheater werd naar de nieuwe schouwburg overgebracht. Na de verhuizing werd het gebouw aan de Jekerstraat opnieuw bestemd tot manege. Deze situatie heeft voortgeduurd tot in 1867, het jaar dat de vesting Maastricht werd opgeheven. Hierna werd het gebruikt als stal en opslagloods door verschillende gebruikers, waarvan de laatste de aannemer Philippens is geweest. Daarna kwam het pand in bezit van de bouwvereniging Sint Servatius, die naast de manege in 1933 naar ontwerp van de architect W. Sprenger een badhuis liet bouwen met daarboven de kantoren van de bouwvereniging. In de loop der jaren is het uiterlijk van het gebouw, behoudens het afvlakken van het hoge dak, nauwelijks veranderd, terwijl inwendig bij elke nieuwe functie telkens een ander interieur werd gerealiseerd. Tegenwoordig is het pand in gebruik als woonhuis.

Bronnen:
Monumentengids Maastricht, Servé Minis;
Historische Encyclopedie Maastricht, Ubachs/Evers;
Maastrichts Toneelleven, Carel Bloemen;
De Stadsschouwburg, Maastrichts Silhouet #19, J. v.d. Boogard.