Smokkel in de negentiende eeuw

Belastingfraude bestaat al zolang er belasting geheven wordt. Ook in Maastricht was het ontlopen van de hoge gemeentelijke accijnzen door het smokkelen van veel goedkopere levensmiddelen uit België geen onbekende bezigheid. En daarbij was men nogal creatief in het verzinnen van methodes om vooral niet gepakt te worden.

Smokkelen werd pas echt interessant en winstgevend tijdens de Belgische opstand (1830-1839) en de decennia daarna, nadat de grens met het nieuwe België vlak langs Maastricht was getrokken. Toen de accijnzen in België veel lager bleken dan in Nederland, werd gretig van de gelegenheid gebruikt gemaakt de goedkopere goederen het land en vervolgens de stad binnen te smokkelen.
Accijnzen vormden in die tijd de grootste inkomstenbron voor de stad Maastricht. Smokkel betekende een fors lagere belastingopbrengst en dus was een strenge controle door commiezen bij de stadspoorten hoogste prioriteit. Een aantal interessante feiten aangaande deze smokkelactiviteiten vinden we in een register van processen-verbaal , opgemaakt door Maastrichtse belastingambtenaren over de jaren 1863-1867.


De controle door commiezen vond vaak plaats vanuit wachthuizen, zoals hier bij de Brusselsepoort.

Uit deze stukken blijkt dat gedistilleerd veruit favoriet was onder de smokkelwaar van betrapte smokkelaars. Maar ook vlees, tarwe, margarine, suiker en sigaretten waren in België veel goedkoper. Er is zelfs getracht eikenhouten fusten de stad in te smokkelen.
Onder de smokkelaars bevonden zich naast een ongeveer gelijk aantal mannen en vrouwen uit Nederland en België ook opvallend genoeg kinderen. Sommige families maakten er een heuse familietraditie van om samen op smokkelpad te gaan en dan ook vaak samen tegen de lamp te lopen. Zo is er in een van de verbalen te lezen dat broer en zus uit Kanne (België) waren betrapt, respectievelijk tien en zeven jaar oud…
Van de 29 betrapte Belgen waren er maar liefst 21 afkomstig uit Kanne, een waar ‘smokkelnest’ dus. Een geliefde smokkelroute liep door de Sint-Pietersberg, zo kon de Belgisch-Nederlandse grens op een handige manier ontlopen worden. Maar dan wachtte nog altijd een van de stadspoorten van Maastricht, waar goed gecontroleerd werd.

Gedistilleerd werd vaak gesmokkeld ‘op bestelling’ en in opdracht van cafébazen en likeurstokers. Op veel manieren werd getracht het kostbare goed langs de streng kijkende commiezen te stad binnen te krijgen. Een veel – vooral door vrouwen – gebruikte methode was het op het lichaam binden van met drank gevulde varkensblazen of kruikjes. Zo kwam het nog wel eens voor dat vrouwen week na week van omvang veranderden, waarbij ze de ene week zwanger leken, de andere week niet en de week daarop weer wel. En dat ging uiteraard niet altijd goed. Die gevulde varkensblazen werden overigens ook ontdekt in kruiwagens, tussen de groente, in manden, onder hoofddoeken en zelfs in de schooltas van een tienjarige jongen! Ook de dubbele bodems in bijvoorbeeld kruiwagens en koffers waren toen al populair en ontdekten de commiezen het gewilde vocht zelfs in een uitgehold karrenwiel.
Een andere methode bestond uit het omzeilen van de stadspoorten, waarbij met een lang touw de smokkelwaar over een buiten het zicht liggend stuk stadsmuur werd gegooid. Nadat men vervolgens onopvallend de stadspoort was binnengegaan, werd een tijdje later de buit vanaf de muur omhoog gehaald.

Feit bleef dat de Maastrichtse stadskas bij tijd en wijle flink te lijden had van de smokkel van alcohol en gedistilleerd. Zo klaagde burgemeester Pijls in 1864 dat de stad over de eerste tien maanden van het jaar ruim dertig procent minder accijns op gedistilleerd had ontvangen dan over de gelijke periode het jaar ervoor. Hij schreef dit enkel toe aan ‘den frauduleuzen invoer uit België, welke het gevolg is van de hooge belasting in ons Rijk’. Hoe dan ook, de dröpkes zullen de gewone man in Maastricht hierdoor niet minder gesmaakt hebben!

Bronnen:
Sprokkels uit het archief, Frans Roebroeks;
Ach Lieve Tijd, Ingrid Evers.