De Latijnse school
Op het terrein van het voormalige Jezuïetenklooster aan het Jezuïetenhofje in het straatje Achter de Comedie, een beetje verscholen achter de voormalige Jezuïetenkerk en de stadsschouwburg, staat een gebouw waarin vanaf 1787 de Latijnse school gevestigd was. Wat was dit voor een school? Waarom en hoe is deze ontstaan? En bestaat deze nog? Het antwoord op deze vragen vinden we in deze terugblik.
De Latijnse school was vóór de 19e eeuw een in heel Europa wijdverbreid schooltype, dat leerlingen (uitsluitend jongens afkomstig uit de ‘hogere en middenklasse’) voorbereidde op een religieus ambt of een studie aan een universiteit. Destijds was het Latijn de taal van de wetenschap, de colleges op universiteiten werden in deze taal gegeven. Kennis van het Latijn was essentieel voor eenieder die hogere studies wilde volgen. Het lesprogramma van de Latijnse school bestond daarom grotendeels uit Latijn. Andere vakken waren van marginale betekenis. Een leerling sloot de Latijnse school af met een schoolexamen, de zogeheten promotie. Deze promotie gaf dan toegang tot de universiteit.
Het gebouw van de voormalige Latijnse school aan het Jezuïetenhofje aan Achter de Comedie. In het fronton is de stadsengel met het stadswapen van Maastricht zichtbaar, ten teken dat de Latijnse school een stedelijk instituut was.
Ook Maastricht had een Latijnse school, ook wel Latijnse stadsschool genoemd, waarvan de eerste vestiging waarschijnlijk aan de Verwerhoek lag en later verplaatst werd naar de Lenculenstraat. De school was een stedelijk instituut en was met pauselijke goedkeuring opgericht in 1517 door de magistraat, die er veel economisch voordeel van verwachtte. Hij dacht stiekem al aan meer dan vierhonderd leerlingen, die met hun kostgelden de stadskas zouden spekken om zo de stedelijke economie te verbeteren. Het liep echter anders. Na een kwakkelende start met enkele onderbrekingen vlak na de oprichting, werd de school kort na 1550 (tijdelijk) stopgezet.
De jezuïeten (de orde van de Sociëteit van Jezus), die vanaf 1547 actief waren in Maastricht, richtten met toestemming van de Maastrichtse gemeenteraad op hun kloosterterrein aan de Bredestraat een eigen college op, dat in 1575 van start ging en twintig jaar later al zevenhonderd leerlingen telde. Het betrof een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met een internaat. Behalve aan dit jezuïetencollege, gaven enkele paters ook les aan de Latijnse stadsschool, die weer geopend was. De Maastrichtse magistraat had hen hiertoe verzocht. Beide instellingen werden door de stad gesubsidieerd.
De betrokkenheid van de jezuïeten bij het onderwijs aan de stadsschool en aan hun eigen jezuïetencollege werd onderbroken door de 34 jaar durende verbanning uit de stad na het verraad aan de Spanjaarden van 1638. Drie jezuïeten werden ervan beschuldigd hierbij betrokken te zijn en werden vervolgens terechtgesteld. Het is niet bekend hoe het jezuïetencollege en de Latijnse school deze periode hebben doorstaan. De Fransen gaven de jezuïeten echter, na de verovering van Maastricht door Lodewijk XIV in 1673, hun bezittingen terug. Zij hervatten hierna hun lessen aan zowel het jezuïetencollege als aan de Latijnse school.
Sedert de komst van Frederik Hendrik in 1632 en de invoering van de godsdienstvrijheid voor protestanten, werd in 1682 een illustere school (Athenaeum Illustre) opgericht, bedoeld als de protestantse tegenhanger van het jezuïetencollege. Deze school deelde een pand in de Sint-Jacobstraat met de Gereformeerde Latijnse stadsschool, die weer de pendant was van de bestaande Latijnse school, waar de jezuïeten het voor het zeggen hadden.
Zonder slag of stoot ging dit allemaal niet. Het nog overwegend roomse stadsbestuur weigerde aanvankelijk een bijdrage uit de stadskas aan de gereformeerde Latijnse stadsschool en saboteerde deze. Pas na ingrijpen van de Staten-Generaal werd de voor de stadsschool geldende subsidie gelijk verdeeld tussen de twee stadsscholen.
In 1773 werd de orde van de Sociëteit van Jezus door paus Clemens XIV opgeheven. Dat betekende niet alleen het einde van het Maastrichtse klooster, maar ook voor het jezuïetencollege. De Latijnse school bleef bestaan, echter zonder jezuïetendocenten. Hiervoor werden wereldheren (priesters) aangetrokken om deze leegte op te vullen.
In 1787 verliet de Latijnse school noodgedwongen de lokalen van het oude klooster en betrok de ‘nieuwe Latijnse school’, een door rijksbouwmeester Jean François Deplaye ontworpen gebouw op het oude kloosterterrein van de jezuïeten. Lang mocht de Latijnse stadsschool echter niet genieten van het moderne onderkomen. Na de Franse bezetting in 1794 zou Maastricht een jaar later voor de komende 20 jaar een Franse stad worden. Het onderwijs werd overgenomen door de Fransen, die de Latijnse school in 1798 sloten.
Het gebouw is sindsdien weinig van uiterlijk veranderd, op het verdwijnen van de barokke dakruiter met schoolbel na (zie tekening). Tegenwoordig zijn in het gebouw verschillende bedrijven en instellingen gevestigd, waaronder het consulaat van het Groothertogdom Luxemburg en het honorair consulaat van Israël.
Bronnen:
Monumentengids Maastricht, S. Minis;
Twee heren, twee confessies, P.J.H. Ubachs;
Historische Encyclopedie Maastricht, P.J.H. Ubachs en I.M.H. Evers.
Direct reserveren: