Zoutindustrie aan de Brusselsestraat

Vanaf het einde van de middeleeuwen kende Maastricht een aantal zoutzieders, ambachtslui die zich bezighielden met de productie van consumptiezout. De meest bekende ‘zaajtstoker’ van onze stad was ongetwijfeld Zoutziederij Marres aan de Brusselsestraat, al was hij niet de eerste fabrikant op dit adres. Alweer een mooi stukje historie uit de laatste eeuwen van het vorige millennium.

In de grotere steden vormden zoutziederijen (of -raffinaderijen) vroeger een belangrijke tak van de plaatselijke nijverheid. Een zoutzieder maakt van ruw zout voor consumptie of ander gebruik geschikt zout. Het ruwe zout kan de vorm van zeewater hebben, zoals bij zoutziederijen in de kuststreken het geval is, of uit dieptes opgepompt zoutwater zijn. In Maastricht verwerkte men per schip aangevoerd steenzout uit zoutgroeves in Frankrijk en in Engeland. Dit zout, ook wel klip- of rotszout genoemd is geschikt om er mooi wit geraffineerd zout van te produceren.
Het steenzout werd fijngemalen en opgelost in water. Door het in platte zoutpannen boven een met steenkool gestookt vuur te koken, verdampte het water en kon schoon zout met lange lepels afgeschept en in vormen geperst worden, waarna het verder gedroogd werd. De Rijnlandse zoutzieder Seydlitz produceerde o.a. industriezout voor de export naar de Pruisische provincie Rijnland. Zout speelde daar een rol bij de fabricage van soda, chloor, zoutzuur, bleekmiddelen en andere natriumzouten voor toepassing in glasblazerijen, leerlooierijen, verfstoffabrieken, zeepziederijen en textielfabrieken. In vroeger tijden was zout een van de belangrijkste handelsartikelen; om het bezit van zoutgroeven werd menige oorlog gevoerd. Vorsten, en ook de Pruisische staat, streefden naar een zoutmonopolie als inkomstenbron.


Luchtfoto uit het midden van de 20e eeuw, met het fabrieksterrein van Zoutziederij Marres aan de Brusselsestraat, op de plek van het huidige Herdenkingsplein.

De zoutzieders, die al aan het einde van de middeleeuwen actief waren in Maastricht, vormden een onderdeel van het kramersambacht, een van de 23 ambachten (gilden) in de stad. Bekend in Maastricht was onder andere zoutzieder Pierre Hustinx aan de Looiersgracht. Hij bezat ook een koffiebranderij aan de Kapoenstraat. Aan de Grote Looiersstraat was de zoutziederij en zeep- en spijkerfabriek van Coenegracht gevestigd. Deze brandde in 1868 helemaal af, wat het einde van deze fabriek betekende. Ook in Wyck zouden een of meerdere zoutziederijen actief zijn geweest. Hier is echter verder weinig over bekend.
Een aardig detail hierbij is dat zoutzieden een continubedrijf was en daarom binnen de muren van de vesting moest worden uitgeoefend, zodat het bedrijf bij een belegering niet hoefde te worden stilgelegd en ontmanteld.


Het voormalige kantoorpand annex directiewoning van Zoutziederij Marres anno 2021.

De veruit bekendste zoutproductie in Maastricht bevond zich sinds de tweede helft van de achttiende eeuw aan de Brusselsestraat 87-89. Het bedrijf vervaardigde o.a. keukenzout en zout voor slachterijen (slagers) en kaasmakerijen. In de periode 1797 tot 1825 runden drie generaties Cazaux het zoutbedrijf, waarna tot 1830 het bedrijf enkele jaren in handen van de aannemer Strengnart kwam. Bij diens overlijden in dat jaar gaf zijn weduwe Sophia Den Appel het bedrijf ter exploitatie aan de eerdergenoemde Hubert Seydlitz, die het in 1846 in volle eigendom verwierf. Diens oudste zoon Hendrik zette het bedrijf na Huberts dood in 1869 nog tot 1871 voort, waarna het werd verkocht aan Joseph Marres. Het dan toe relatief kleine bedrijf werd onder leiding van drie generaties Marres uitgebouwd tot een goedlopend bedrijf met een zoutafzet tot zelfs buiten de landsgrenzen. Achter het kantoorpand annex directiewoning aan de Brusselsestraat, op de plek van het huidige Herdenkingsplein, ontwikkelde zich gestaag een heus industrieterrein met fabrieksgebouwen en -schoorstenen. In 1953 werd hier nog een nieuwe zoutketel van 15 bij 8 meter aangeschaft en in gebruik genomen, dat het totaal aantal zoutpannen op zes bracht. Op dat moment waren er 87 mensen in dienst. Niet lang daarna, in 1957, sloten de deuren van deze laatste zoutziederij van Maastricht. De concurrentie met de moderne industriële zoutproductie viel uiteindelijk voor het eerder ambachtelijke nijverheidsbedrijf niet vol te houden.
Na de sloop van de opstallen werden in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw plannen gemaakt voor (de omgeving van) het verlaten fabrieksterrein van Marres. Vanaf het begin van de jaren 90 werd gestart met woningbouw rond een plein, dat de naam Herdenkingsplein kreeg. De naam herinnert aan slachtoffers van totalitaire regimes, onder andere in Argentinië en Chili.

In 2014 werden tussen de Jekerstraat en de Brusselsestraat huizen gebouwd. Hierdoor ontstond een straatje, waarvoor enkele jaren eerder de straatnaam Salinecour was vastgesteld. Dit was een verwijzing naar de zoutfabriek die daar tot 1957 in bedrijf was geweest. Na de oplevering van deze huizen werden huisnummers toegewezen die aansloten aan de nummering van de Jekerstraat. Omdat de nieuwe straatnaam hierdoor overbodig bleek en de huizen het adres Jekerstraat kregen, werd deze door de gemeente ingetrokken.

Bronnen:
Forum Mestreechonline.nl;
Historische Encyclopedie Maastricht, Ubachs/Evers;
Marres.nl;
De straatnamen van Maastricht.