Waar Maastricht zijn doden begroef
Sinds er mensen wonen in Maastricht zijn door de eeuwen heen uiteraard ook doden begraven. In 1812 werd de algemene begraafplaats Tongerseweg geopend, waar vanaf dat jaar de meeste overledenen naartoe gebracht werden. Later werden ook mensen op kerkhoven of begraafplaatsen in de latere wijken of in geannexeerde dorpen ter aarde besteld. Maar vóór de tijd van de Toongerseweeg traden er nog weleens problemen op bij het vinden van geschikte plekken voor het begraven van overledenen.
De Romeinen begroeven hun doden langs of in de buurt van de grote Romeinse weg tussen Keulen en de Franse kust, de tegenwoordige Via Belgica. Buiten de Romeinse vesting dus, die zich op de plek van het huidige Stokstraatkwartier bevond. In en rond het Vrijthof zijn bij opgravingen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw Romeinse grafvelden gevonden die dit bevestigen. Ook zijn hier Merovingische en Karolingische graven aangetroffen (vijfde tot en met tiende eeuw).
De talloze zerken in de oude kerken van Maastricht herinneren aan de oude begraafpraktijken in de eeuwen vóór de Franse tijd. Deze bevindt zich in de Dominicanerkerk.
Vanaf de tijd van de kerstening en de bouw van de eerste kerken, werd in kerken begraven. Dat was en is een vroegchristelijk ideaal. Hoe dichter bij het altaar, hoe dichter bij de hemel. En het duurde niet lang totdat de kerk hier een inkomstenbron in ontdekte. En geen kleine ook! Zo kwam het dat de rijken welkom waren in de kerk, terwijl Jan met de pet blij mocht zijn met een plekje buiten op het kerkhof, ver van het altaar. En dat was een van de bezwaren van keizer Karel de Grote waarom hij tegen het begraven in kerken was. Toch werd dit meer regel dan uitzondering. In de elfde eeuw was elke kerk een begraafplaats.
Enkele eeuwen later telde de vesting Maastricht, met zijn vele kerken, buurtkapellen en kloosters, talloze kerkhoven. Het Vrijthof lag bezaaid met doden uit de Sint-Jacobskapel, de Sint-Jan en de Sint-Servaas. Hier was ook de plek van het kloosterkerkhof van de Witte Vrouwen. Aan de zijde van de huidige Hoofdwacht lag het ommuurde ellendigenkerkhof. Hier werden behoeftige vreemdelingen begraven. Het Onze-Lieve-Vrouweplein deed dienst als kerkhof voor de Sint Evergisluskapel, de Sint-Nicolaaskerk en de Onze-Lieve-Vrouwekerk.
In het begin van de achttiende eeuw raakten de kerken en kerkhoven overvol. Bij hoogwater was de toestand zorgelijk: grafzerken kwamen omhoog, hetgeen duidelijk maakte dat begraven binnen een vesting eigenlijk niet kan. In sommige bedehuizen hing zo’n vreselijke lucht van corpussen-in-ontbinding, dat kerkgangers bijna van hun stokje gingen. Het ging hier natuurlijk om de stank van de ‘rijke lijken’, waar hoogstwaarschijnlijk de uitdrukking ‘rijke stinkerds’ van afgeleid is.
In het jaar 1793 ging de stad Maastricht uiteindelijk op zoek naar een terrein buiten de stadsmuren om een gemeentelijke begraafplaats aan te leggen. Het terrein De Compen (in het Maastrichts ‘De Koompe’) werd aangewezen, maar even later ook weer afgewezen wegens drassigheid door de nabijheid van de Jeker. Toen Maastricht het jaar daarna in Franse handen kwam en de kerken en kloosters op slot gingen, was het helemaal gedaan met het begraven in en rond kerken.
De oude toegang tot het voormalige kerkhof van de Sint- Matthiaskerk aan de Maastrichter Pastoorstraat. Op de gevelsteen een Latijns kruis met INRI-bordje en een aantal passiewerktuigen. Oorspronkelijk was dit de sluitsteen van een poortje aan Achter de Barakken dat toegang bood tot de tijdelijke begraafplaats tussen de Bogaarden- en Capucijnenstraat.
Op 8 oktober 1798 werd door de Franse overheid een tijdelijke algemene begraafplaats in gebruik genomen. Vanaf dat moment mocht alleen nog maar worden begraven op het voormalige kloosterkerkhof van de Capucijnen en de aangrenzende blekerij, ook wel ‘armenkerkhof’ genoemd. Toch weer binnen de vesting dus… In de jaren daarna werden zo’n 4000 burgers ter aarde besteld op het terrein dat begrensd werd door de Bogaardenstraat, Capucijnenstraat en Maagdendries. Maar weer bleek dat ook deze plek niet geschikt was als begraafplaats. Deze was namelijk te klein, te drassig en lag in de nabijheid van woningen.
Uiteindelijk werd een terrein aan de in 1804 aangelegde klinkerbaan naar Tongeren geschikt gevonden en aangekocht van o.a. de latere burgemeester Hendrik Nierstrasz. Zeven jaar later was alles geregeld en was de nieuwe begraafplaats buiten de vesting gereed. De algemene begraafplaats aan de Tongerse Steenweg was een feit. Sindsdien gaat de dode Maastrichtenaar de Toongersepoort oet.
Bronnen:
Tuinen van Stilte, Huub Noten
Historische Encyclopedie Maastricht, Ubachs/Evers
Dodenakkers.nl, Leon Bok
Gebeiteld en verguld, Servé Minis
Direct reserveren: